Concept


Onze achtertuin hebben we omgetoverd tot een ware oase voor vogels, boordevol inheemse planten en dierenleven. Deze tuin is bedoeld als inspiratiebron: we laten zien hoe je zelfs in de bebouwde kom een klein paradijs kunt creëren voor vogels én andere fauna. Met veel enthousiasme verzorgen we dit stukje natuur. We delen hier graag onze aanpak en ontwerp principes, zodat ook jij ideeën opdoet om van jouw tuin een waar vogelparadijs te maken! Wij zijn fanatieke vogelaars met een duidelijke missie: een tuin creëren die zoveel mogelijk vogelsoorten aantrekt. Hoe? Door te voorzien in de basisbehoeften van vogels en te zorgen voor een rijke biodiversiteit. In de vogeltuin vinden vogels alles wat ze nodig hebben: van voedselrijke beplanting tot schuilplekjes en nestplaatsen. Onze filosofie is simpel: hoe gevarieerder en natuurlijker de tuin, hoe meer vogels er op af komen. We onderhouden de tuin op een milieuvriendelijke manier en genieten elke dag van de natuur aan onze eigen achterdeur. Het is ongelofelijk belonend om te zien hoe snel de natuur reageert wanneer je haar de ruimte geeft!

Ontwerp principes

Om onze ideeën vorm te geven, hebben we bij het ontwerpen en onderhouden van de vogeltuin een aantal belangrijke principes gevolgd. Deze helpen om een natuurlijke, onderhoudsarme en vogelrijke tuin te creëren:

 • Inheemse beplanting: we kozen voor planten, struiken en bomen die van nature in Nederland voorkomen. Inheemse soorten zijn aangepast aan ons klimaat en lokken veel meer insecten dan exotische planten. Zo hebben we bijvoorbeeld veel Gelderse Roos, Meidoorn en Eik in de tuin staan. Die trekken op hun beurt vlinders, bijen en andere beestjes aan. Bovendien leveren inheemse struiken vaak bessen of zaden die lokale vogels herkennen als voedselbron. Het resultaat is een tuin die bruist van het leven en waar vogels graag op bezoek komen voor een hapje . 

• Gelaagde opbouw (kruid-, struik- en boomlaag): we hebben de tuin ingericht met verschillende vegetatielagen – van bodembedekkers en bloemen, tot struiken en (kleine) bomen. Die gelaagdheid bootst een natuurlijke bosrand na en biedt vogels meerdere leefruimtes. Lage kruiden en bodemplanten trekken insecten op de grond, struiken bieden beschutting en voedsel, en bomen of hoge struiken bieden uitzichtpunten en nestelplekken. Door te werken met hoogtes en dichtheden ontstaat een gevarieerd landschap op een klein oppervlak. Al die lagen vangen samen meer zonlicht op en leveren meer voedsel en schuilplaats dan een platte, eentonige beplanting.

• Schakering van ecologische niches: variatie is troef in de Vogeltuin. We creëren diverse micro-habitats door te spelen met zon en schaduw, nat en droog, open plekken en dichte begroeiing. Zo hebben we een stukje heide met Brabantse zandpaadjes, een stuk plas/dras, een rietmoeras en meerdere bloemenweides. Die variatie in omstandigheden – verschillende vochtigheid, licht en bodemtype – zorgt ervoor dat we een brede waaier aan soorten aantrekken . Sommige planten en dieren houden van zonnig en droog, andere juist van vochtig en beschut. Door die niches slim aan te leggen bieden we voor ieder wat wils. Dit vergroot de totale biodiversiteit enorm: in een gevarieerde tuin komen veel meer verschillende bewoners dan in een uniforme tuin.
 

• Dood hout in de tuin: in plaats van alles op te ruimen, laten we dood hout liggen voor de natuur. Een omgezaagde stam fungeert nu als insectenhotel en mosbed. Ook hebben we een oude stronk half ingegraven en laten we her en der takken op de grond liggen. Dood hout leeft – het zit vol insectenlarven, paddenstoelen en andere organismen die op hun beurt weer voedsel zijn voor vogels en egels. Uit onderzoek blijkt dat dood hout van groot belang is voor biodiversiteit. We merken het zelf ook: til je een vergaan takje op, dan zitten er pissebedden, duizendpoten en torretjes onder. Spechten komen af en toe in de zachte stam naar larven pikken. Dit principe passen we ook toe bij het snoeien: takken die van de bomen en struiken komen, gebruiken we weer in de tuin (bijvoorbeeld op de takkenril, zie hieronder). Zo blijft de kringloop gesloten en kost het ons nog minder afvalverwerking.

• Georganiseerde rommelhoekjes: in een gemiddelde siertuin wordt elk blaadje netjes weggeblazen, maar wij omarmen een beetje rommel. Op enkele plekjes laten we bladeren en snoeiafval bewust liggen, netjes bijeengeharkt in een hoek. Zo’n bladerhoop of kleine composthoop vormt een voedsel- en schuilplek voor talloze organismen. Egels gebruiken een hoop bladeren graag als winterkwartier, en Merels trekken in de herfst de bladlaag om op zoek naar insecten. Door niet overal op te ruimen, hou je de tuin levendig. We zeggen hier wel eens: “een georganiseerde rotzooi!”

• Voldoende nestgelegenheid: vanaf het begin was nestgelegenheid een speerpunt. We hebben meerdere nestkasten opgehangen: zowel kasten met verschillende grootte openingen voor mezen, mussen en spreeuwen, als speciale nestkasten voor onder andere Gierzwaluw en Grote gele kwikstaart. Daarnaast zorgen de eerdergenoemde hagen, klimplanten en houtstapels voor natuurlijke nestplekken. Ook creërden we omgevallen kluiten en een wand voor de IJsvogel.